Wat betekenen de woorden op de achterkant van de fles eigenlijk?
Door Amsterdams positie als voorname handelsstad en stad met veel Joden kent het Amsterdams een groot aantal Jiddische en Bargoense woorden. Het Jiddisch was de gemeenschappelijke taal van joden in noordelijk en oostelijk Europa. Aan het Jiddisch ontleend zijn woorden als gein, goochem, habbekrats, kapsones, ramsj, smoes en wieberen. Amsterdammers zeggen tot op de dag van vandaag “Nah, de massel, hè!” (Nou, de mazzel, hè!), afgeleid van “mazzeltov”.
Het Amsterdams is het stadsdialect gesproken door de autochtone “volksklasse” van Amsterdam. Het Amsterdams behoort tot de Hollandse dialecten, meer bijzonder tot de Zuid-Hollandse dialecten. Een aantal kenmerken deelt het Amsterdams met andere Hollandse dialecten, zoals de vorming van verkleinwoorden op -ie en het gebruik van kenne voor kunnen. Er bestaan veel woorden die voornamelijk in Amsterdam worden gebruikt en nauwelijks daarbuiten. Sommige daarvan worden maar tijdelijk gebruikt, maar een groot aantal doet het al tientallen jaren goed en wordt ook buiten Amsterdam gebruikt.
Afzakkertje – Glaasje sterke drank
Hassebassie – Borrel
Majem – Water
Penages – Stil
Sijssie – Vogel
Gleuvenrijder – Trambestuurder
Haarlemmerdijkie – Iemand in de maling nemen
Geinponem – Grappenmaker
Temeijer – Prostituee
Jajem – Jenever
Pikketanesie – Borrel
Provinciaal – Iemand van buiten de stad
Jaap – Snee
Ouwehoeren – Praten over iemand
Porem – Gezicht
De pijp uit – Dood
‘m peren – Wegwezen
Gladjanus – Gehaaid persoon
Saffie – Sigaretje
Afgepeigerd – Moe
Bonje – Ruzie
Grijpstuiver – Klein bedrag
Smeris – Politieagent
Geeltje – 25 gulden
Juut – Politieagent
Mokum – Amsterdam
Schlemiel
– pechvogel
Ontiegelijk – Heel veel
Maffen
– slapen
Mesjogge – Gek
Aggenebbes – Armoedig
Pingelen – Afdingen
Gappen – Stelen
Gein – Plezier
Tillen – Oplichten
Lulletje rozewater – Slap karakter
Jennen – Uitdagen
Scharrel
– Gelegenheidspartner
Mokkel – Vrouw
Emmeren
– Zeuren
Gabber – Vriend
Kliekie –
Eten van gisteren
Krankjorem – Gek